Amsterdamse Droogdok Mij

De ontwikkelingen van de verschillende scheepswerven in Amsterdam, die voornamelijk zeeschepen bouwden en repareerden, loopt bijna onontwarbaar door elkaar heen. Hieronder een poging om de knoop te ontwarren met de focus op de ADM, waar de Jillis uiteindelijk haar beroepsmatige leven beëindigt als de Droogdok 16.

ADM

De Amsterdamsche Droogdok Maatschappij (ADM) wordt op 4 september 1877 opgericht voornamelijk op initiatief van de Stoomvaart Maatschappij Nederland. De werf vestigt zich op een in 1878 aangekocht terrein aan de noordzijde van het IJ, ongeveer tegenover het Centraal Station. De werf heeft tot 1911 drie (drijvende) dokken, tussen 1911 en 1938 komen er nog twee bij dus in totaal vijf dokken: Koningsdok, Koninginnedok, Wilhelminadok, Julianadok en Hendrikdok.
De ADM heeft voor de Tweede Wereldoorlog ook een grote machinefabriek, waarin niet alleen stoommachines en later dieselmotoren (in licentie) werden gebouwd, maar ook drukpersen.
Het bedrijf richt zich voornamelijk op het onderhouden, herstellen, verbouwen en verlengen van (zee)schepen en is voor de binnenvaart niet van groot belang. De enige nieuwbouw bestaat hoofdzakelijk uit dekschuiten voor eigen gebruik.
Vanaf 1950 heeft de ADM vijftien jaar lang nieuwe schepen gebouwd. In 1965 stopt de ADM met de nieuwbouw en richt zich geheel op scheepsreparatie.
De ADM koopt in 1960 een terrein in het westelijk havengebied voor (vanaf 1965) een tweede vestiging, ’Werf Westhaven’. De oude werf wordt aangeduid als ’Werf Noord’.
In het jubileumboek bij het honderdjarig bestaan van de werf in 1977 wordt de hoop uitgesproken dat de werf nog eens honderd jaar door zal gaan. Het pakt anders uit.
In 1978 verandert het beeld van de werven compleet als gevolg van de economische teruggang. Samen met de NSM valt de ADM onder de paraplu van de Nederlandsche Dok en Scheepsbouw Maatschappij N.V. (NDSM, zie hieronder).

NDM

De Nederlandsche Dokmaatschappij is ontwikkeld tijdens de hausse in de zeescheepsbouw in de periode 1919-1921. Initiatiefnemer is een aantal Amsterdamse reders, die graag een alternatief wilden voor de ADM. Trekker is J. Wilmink, directeur van de Koninklijke Hollandsche Lloyd.
De werf vestigt zich in 1920 in Amsterdam-Noord, ten westen van het terrein waar de Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij (NSM) een werf ontwikkelt. Tot en met de Tweede Wereldoorlog zijn de werven gescheiden geweest door een stuk landbouwgrond.
In eerste instantie heeft de NDM drie gegraven dokken, later zijn daar drie nieuwbouwhellingen bij gekomen. In september 1944 is het bedrijf door de Duitsers verwoest (“gesprengt”). Na de oorlog, in 1946 besluiten de NDM en de NSM tot een samenwerking als NDSM.

NSM

In 1894 wordt op initiatief van Paul van Vlissingen onder leiding van Daniel Goedkoop na het faillissement van Werkspoor in 1890/’91 de werf onder de naam Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij N.V. voortgezet. De werf staat plaatselijk bekend als Werf Conrad gevestigd op de Oostelijke Eilanden aan de Conradstraat. Tussen 1922 en 1927 verhuist de werf naar Amsterdam-Noord. Vanaf 1946 worden de activiteiten van deze werf voortgezet onder de paraplu van de Nederlandsche Dok en Scheepsbouw Maatschappij N.V. (NDSM) samen met de NDM. De NSM en de NDM blijven een eigen directie en een eigen financiële verantwoording houden. De NDM wordt in de NDSM tijd aangeduid als “Werf West” (zie hieronder).

NDSM

In juli 1968 neemt Verolme Verenigde Scheepswerven N.V. uit Rotterdam alle aandelen NSM en NDM over. De scheepsbouw blijft verslechteren en de overheid, de belangrijkste kredietverlener voor de scheepsbouw, geeft opdracht tot een complete reorganisatie van de scheepsnieuwbouw en -reparatie in Nederland. Bijna alle grote bedrijven worden ondergebracht in de nieuwe organisatie Rijn-Schelde-Verolme (RSV) en Verolme zelf afgezet. Het bedrijf gaat zich concentreren op de bouw van mammoettankers maar de oliecrisis in 1973 zorgt voor een drastische teruggang in de vraag naar tankers. In het reddingsplan van de overheid voor de Nederlandse scheepsbouw uit 1978 is geen plaats meer voor nieuwbouw door de NDSM en de nieuwbouwwerf wordt in 1979 definitief gesloten. De reparatiewerf moet worden samengevoegd met de ADM.

NSM (2)

Eind 1979 werd met toestemming van de RSV als eigenaar van de oude aandelen NSM, een nieuwe werf opgericht onder de naam Nederlandse Scheepsbouw Maatschappij (NSM). Belanghebbenden zijn de RSV, de Amsterdamsche Droogdok Maatschappij (ADM) en de Staat der Nederlanden.
De NSM redt het ondanks alle financiële steun niet en op 29 mei 1984 wordt het faillissement uitgesproken.
ADM (2)
De scheepsreparatieafdeling van de NDSM wordt op 6 november 1978 ondergebracht bij de Amsterdamse Droogdok Maatschappij (ADM) gevestigd op de ”Werf West”, die met een fors overheidskrediet gemoderniseerd wordt. De werf overleeft de malaise in de scheepsreparatiesector niet en sluit in 1985 definitief de poort ondanks protesten van werknemers, vakbonden en buurtbewoners. In 1986 wordt het materiaal van de werf geveild.
De reparatiewerf Shipdock Amsterdam B.V. neemt dan de werf in afgeslankte vorm over. Vanaf 2015 is het onderdeel van Damen Shiprepair & Conversion Amsterdam.

Einde

De neergang van de scheepsbouw en daarbij de RSV-enquête in 1983/84 naar de gang van zaken met de subsidies voor de scheepsbouw van 2,2 miljard gulden, is een verhaal apart. Deze affaire rond die overheidssteun was ook een mijlpaal omdat de Tweede Kamer het instrument van de parlementaire enquête herontdekte: dit was de eerste grote parlementaire enquête na de Tweede Wereldoorlog. Daaruit bleek o.a. het gebrekkige toezicht van de overheid en de rol die ministervan Economische Zaken Gijs van Aardenne en de directeur-generaal Industrie Josef Molkenboer, de Nederlandse ’industriepaus’, speelden.
De laatste klap was wel de ombouw van het Nederlandse marineschip De Ruyter tot de Almirante Grau voor Peru leverde, omdat Peru niet wilde betalen, een strop van een half miljard gulden. Er werd nog gepoogd het faillissement niet door te laten gaan, maar in 1986 werd de boedel van de failliete ADM geveild Pas in 1994 wordt het faillissement afgerond en definitief.

Terug naar de inhoudsopgave of het volgende hoofdstuk